Wie ben ik. Wat is echt van mij en wat was van ons samen. Het is een hele zoektocht die nu al drie jaar duurt. Met heel verdrietige maar ook lachwekkende momenten.
Zaterdag 13 augustus 2016 gaat midden in de nacht de telefoon. Ik ben in Zwitserland met Peter, mijn echtgenoot. We slapen bij vrienden hoog in de bergen naast een sterrenwacht en hebben juist vanavond mooie wensen bedacht tijdens de sterrenregen.
Het is de politie uit Dordrecht. Mijn tweelingzus heeft 112 gebeld i.v.m. benauwdheid, ze staan voor de deur en kunnen niet naar binnen. Mijn zus is weduwe en kinderloos. Ze was alleen thuis. Ze had de laatste weken longklachten, een antibioticakuur afgemaakt en zou maandag weer naar de huisarts gaan omdat de klachten niet helemaal over waren. Of ik iemand ken die een sleutel heeft. Op dat moment kan ik niemand bedenken die bij haar in de buurt woont. Logisch. Mijn hersens werken niet. Dit moment vergeet ik nooit meer. Een paar uur geleden hadden we nog berichten verstuurd via de app. Elke dag hadden we wel even contact. De hulpverleners besluiten de voordeur te forceren, vinden haar achter de deur en beginnen te reanimeren. De politie houdt mij op de hoogte en probeert intussen mijn jongere zus in Nederland te bereiken. Dat lukt gelukkig. Zij kan naar het ziekenhuis in Dordrecht reizen waar Dineke inmiddels is gearriveerd. Haar toestand is zeer slecht. De hulpverleners hebben haar een aantal keer moeten reanimeren, haar organen verliezen langzaam hun functie. De arts stelt voor haar in slaap te brengen en te beademen.
Wij kunnen nog niet aan de reis beginnen. Het is erg gevaarlijk om in het donker af te dalen. De uren kruipen voorbij. Bijna voortdurend telefonisch contact met de artsen. Heel veel koffie. Tranen. Vragen. Gelukkig met lieve mensen in de buurt. Rond zeven uur in de ochtend beginnen we aan de reis naar Nederland. Onze zonen zijn onderweg naar hun tante. Ik ben zo blij dat Dineke niet alleen is. Onze reis duurt lang. Heel lang. Ik voel het verlies. Twaalf uur later arriveren we in Dordrecht in het ziekenhuis. We melden ons. Twee verpleegsters begeleiden ons. Daar ligt ze. Een slang in haar mond, beplakt met stickers en naalden en omringd met piepende en tikkende monitoren. Mijn tweelingzus. Alleen haar hoofd en schouders zijn zichtbaar. Haar borstkas beweegt door de beademing. Wat een naar ‘adem’geluid. Ik ga naast haar zitten, houd haar opgezette hand vast en ga niet meer weg. Ze geeft totaal geen reactie. Dan al voel ik dat ik haar moet loslaten. Niet letterlijk. Ik blijf haar vasthouden. De artsen willen afwachten of er enige verbetering optreedt, dus besluiten Peter en ik om naar haar huis te gaan. Daar ligt haar niet-reanimeerketting die zij ’s nachts niet droeg omdat ze bang was dat ze er in haar slaap in zou stikken. Ze is minstens drie keer gereanimeerd. Hoe bizar. We worden gebeld en gaan direct weer naar het ziekenhuis. Ook de jongere zus komt er aan. Het gaat zo slecht. Het hart, de longen en nieren geven het op. Het gaat echt niet meer. We besluiten de behandeling te staken. Het is rond twee uur in de ochtend van zondag 14 augustus. Dineke wordt afgekoppeld van de beademing. Het is zo stil als haar hart stopt. Ik heb haar vast en laat haar los. De tweelingzus waar ik meer dan 62 jaar mee verbonden ben geweest. Het gemis is groot.